Als de pubertijd zich aandient raakt Daniël geobsedeerd door de gitaar. Maar hij heeft geen gitaar. Hij heeft er om gesmeekt maar zijn ouders wilden dat hij verder ging op het kerkorgel. De gitaar werd een verboden vrucht die hij toch uiteindelijk in handen krijgt. 5 december 1984 krijgt hij zijn eerste gitaar. Van Sint Nicolaas, dus nog niet van zijn ouders.
Als hij negentien is, wordt hij gevraagd om bij The Charlies te komen spelen. Een populaire band die standplaats Emmen had verruild voor Utrecht. Hij pakt zijn gitaar en zijn tas en vertrekt naar die grote stad.
Het is 1994. Skik is geboren. Skik valt op. Niet alleen in noord en oost Nederland, ook de rest van Nederland. Het titelloze debuutalbum wordt enthousiast ontvangen. De cd staat weken in de Moordlijst van OOR en andere Hitlijsten.
Nog meer Albums volgen. TV-programma’s, radio, optredens in elke hoek van het land. Naast “Op Fietse” komen de singles ‘Hoe kan dan Nou’, ‘t Giet zoas ‘t giet’, en ‘Ik ga als een speer’ hoog in de hitparade terecht. Jarenlang is het Skik wat de klok slaat.
Dan besluit Daniël dat het hoogste tijd is voor iets anders. Hij gaat produceren en songs schrijven voor anderen.
Daniël wil ook zijn haat/liefde verhouding met de blues uitdiepen en besluit een bluesplaat te gaan maken in het zuiden van de VS. In Baton Roug, Louisiana vindt hij met de hulp van A&R manager Paul Zijlstra een mooie studio met een adressenboek vol plaatselijke bluesmuzikanten. Lohues & the Louisiana Blues Club is een feit. Hun eerste CD, ‘Ja Boeh’ valt in goede aarde.
Liedjes die hij schrijft om in zijn eentje uit te voeren zet hij op een plaat met de titel Allennig. Daniël besluit het theater in te gaan om de Allennig liedjes live te spelen. Daar blijkt dat het verhalen vertellen, wat hij vanaf de Skik-tijd bij optredens al deed, in het theater nog meer tot bloei komt.
Op veler verzoek besluit Daniël zijn columns voor het Dagblad van het Noorden te bundelen. Onder de titel ‘Zes Jaar Vrijdagmiddag’ ziet Lohues’ eerste boek het licht.